Vluchtelingen
Joodse vluchtelingen
‘We werden liefdevol ontvangen en dadelijk naar een opvanghuis overgebracht. Geleidelijk aan kwamen we tot rust na die onzekere reis. We moesten wel wennen. Alleen al het tropische klimaat! De kennismaking met kousenband en bakba’s maakte dat we ons andere eetgewoontes eigen maakten.’
Alex Sternefeld, Nederlands-Joodse vluchteling in Suriname
De berichten over de Jodenvervolging in Europa maken veel indruk. Ook in Suriname en op de Antillen en Aruba wonen Joden. In de synagogen, maar ook in alle kerken, tempels en moskeeën wordt gebeden voor de Joden.
Gouverneur wil vluchtelingen niet
De bevolking is bereid Joodse vluchtelingen toe te laten. Maar de gouverneurs denken daar anders over. In juni 1940 weigert gouverneur Wouters Oostenrijkse Joodse vluchtelingen toe te laten, die per schip aankomen in de haven van Curaçao.
Joods Hulp Comité
Onder druk van de minister van Koloniën mogen ze toch aan land. Maar omdat het burgers zijn van een vijandig land - Oostenrijk is immers sinds 1938 een deel van Duitsland - worden ze op Bonaire gevangengezet. Pas in 1942 krijgen ze meer bewegingsvrijheid, na vele verzoeken van het Joods Hulp Comité.
Op aandrang van dit comité en de regering in Londen laat Wouters in november 1941 nog 86 vluchtelingen toe. In 1942 verklaart Suriname zich bereid Nederlands-Joodse vluchtelingen toe te laten. Ongeveer tweehonderd Nederlandse Joden komen via Portugal en Jamaica in Suriname terecht. Ze krijgen een eigen wijk aan de rand van Paramaribo.
Na de oorlog
Bijna alle naar Suriname gevluchte Joden keren na de oorlog terug naar Nederland of vestigen zich in Amerika of Israël.
In Suriname en op de Antillen worden er veel minder Joodse vluchtelingen opgevangen dan mogelijk is. Dat komt door de afwijzende houding van de gouverneurs.
Onmenselijk beleid
In de Parlementaire Enquête in 1951 wordt hierover hard geoordeeld. Men noemt het beleid van met name gouverneur Wouters onmenselijk.
‘Toen ik van middelbare leeftijd was, begonnen de mensen over vroeger te praten. Al mijn leeftijdgenoten hadden de meest gruwelijke herinneringen aan hun vroegste jeugd. Ik niet! Ik had alleen maar hele mooie herinneringen, want ik groeide op in Suriname. Mijn hele leven lang heb ik bij het woord 'vrede' gedacht aan de straten in Paramaribo.’
Judith Oppenheim, woonde sind 1938 in Suriname, verhuisde na de oorlog naar Israël