Gevangenschap en censuur
Na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 neemt het bestuur in de West maatregelen tegen vijandige invloeden. Er komt censuur op de post en de pers.
Alle Duitsers – ook enkele Joden – en andere mogelijk staatsgevaarlijke personen worden gevangengezet. In Suriname zijn dat onder meer de zeer geliefde Duitse zendelingen van de Evangelische Broeder Gemeente.
'De Duitsers waren in onze ogen de weldoeners. De Nederlanders waren de kolonisten. Je sympathiseerde natuurlijk met de mensen waaraan je iets te danken had. Vooral de ouderen begrepen niet dat de Duitse zendelingen werden geïnterneerd.
Ook vanuit andere landen naar Suriname
Op de Antillen en Aruba vinden velen het ook moeilijk hun Duitse buren als vijanden te zien. Ze moeten naar een kamp op Bonaire en Kamp Copieweg in Suriname. De Duitsers worden in het kamp niet slecht behandeld.
Ook in Nederlands-Indië zijn in mei 1940 Nederlanders gevangen gezet waarvan men dacht dat ze pro-Duits waren. In 1942 worden ze naar Suriname overgebracht. Voor hen wordt een apart kamp ingericht in het afgelegen Jodensavanne. Hun behandeling is slecht.
Nog twee andere groepen worden in Suriname geïnterneerd: naar Zuid-Afrika geëmigreerde Nederlanders die weigeren hun dienstplicht te vervullen, en tientallen prostituees en bendeleden die in oktober 1943 in Paramaribo zijn opgepakt.
Kampen
Meteen na de Duitse inval in Nederland worden in Suriname ongeveer 160 Duitsers gevangen gezet. Ook enkele anderen worden vastgezet waarvan met vermoedt dat ze staatsgevaarlijk zijn. Op de Antillen worden ongeveer 440 mensen geïnterneerd. Er worden zo snel mogelijk kampen ingericht.
In 1939 waren de vestigingsplaatsen voor de kampen al uitgezocht. In Suriname komt het kamp in het klooster Copieweg. Het kamp voor de Antillen komt op Bonaire.
In Nederlands-Indië waren Japanse kampen om burgers vast te zetten. In vergelijking daarmee hadden de gevangenen in Kamp Copieweg en op Bonaire het goed. Ze kregen evenveel voedsel als de bewakers. Deze bewakers waren bovendien voornamelijk inheemse schutters en die zagen hun gevangenen niet echt als vijanden.
Kamp Copieweg (Suriname)
'Voor onze ouders was de internering niet prettig, maar wij kinderen hadden een heerlijke tijd. We konden uren spelen tussen de bomen, en vlinders vangen. Het was een paradijsje. Onze ouders hadden heel veel tijd voor ons. De Surinaamse bewakers waren erg aardig. We mochten ook schrijven met de familie in Duitsland. Ik schreef mijn zusje dat er jonge poesjes waren geboren.’
Gerhard Frey, als Duits kind geïnterneerd in Kamp Copieweg
Het Surinaamse Kamp Copieweg was van oorsprong een rooms-katholiek klooster met een internaat voor Javaanse meisjes. Aanvankelijk worden alleen de mannen in Kamp Copieweg ondergebracht. Veertien gevangenen delen één kamer, maar er is elektriciteit en de watervoorziening is goed.
In de herfst van 1940 wordt begonnen met de bouw van twaalf barakken als familiekamp achter het kloostergebouw. In juni 1941 is het kamp klaar en worden de vrouwen en kinderen naar Copieweg gebracht. De kinderen gaan naar school in een oude koeienstal.
Het kamp is omheind met een prikkeldraadversperring, die na een eerste ontsnappingspoging eind september 1941 wordt verdubbeld. Toen zijn ook vier wachttorens gebouwd. Er woonden 23 gezinnen in de barakken.
Kamp Jodensavanne (Suriname)
'Bij aankomst in Suriname kwamen we eerst in de gevangenis. Ik zat in cel nr. 10. Er waren poeptonnen en drinkwatertonnen waarvoor dezelfde tonnen werden gebruikt. We sliepen op de harde grond en ik dacht: waarom, waarom, waarom. Ik was zestien en had niets gedaan.'
Rolf Breier, als Oostenrijkse jongen uit Nederlands-Indië geïnterneerd in Kamp Jodensavanne.
De Nederlandse regering in Londen wil ook de meest gevaarlijke geïnterneerden uit Nederlands-Indië naar de West overbrengen. Voor hen wordt een nieuw kamp gebouwd in de afgelegen Jodensavanne, vijftig kilometer ten zuiden van Paramaribo.
In september 1942 wordt het Kamp Jodensavanne in gebruik genomen. Het krijgt de bijnaam 'de groene hel'; het is er vochtig, modderig en heet. Rondom het kamp zijn drie rijen prikkeldraad met op iedere hoek een wachttoren.
Anders dan de Duitse gevangenen hebben de Nederlanders uit Indië arbeidsplicht. Er is een houtploeg, een bootploeg en een visploeg. De geïnterneerden in de Jodensavanne krijgen geen post of Rode Kruispakketten.
Regelmatig wordt er een ‘alarm-oefening’ gehouden, waarbij de bewakers vlak langs de gevangenen dwars door het kamp heen schieten. Er zaten 146 gevangenen in slechts drie barakken.
Kamp Bonaire
Eerst werden de geïnterneerden op Bonaire ondergebracht in drie schoolgebouwen: één voor vrouwen en kinderen, één voor Duitse zeelieden en één voor de overige mannen. Al na een paar dagen komen de zeelieden in opstand en niet lang daarna worden zij overgebracht naar Brits Jamaica.
In juli 1940 is het kamp op Bonaire gereed. Het wordt ingericht voor ruim tweehonderd geïnterneerden. Het is een relatief klein kamp met een bescheiden bewaking. De vrouwen en kinderen worden ondergebracht in kleine huisjes, de mannen in een grote loods.
Net als in Suriname wordt de bewaking aanzienlijk versterkt na een ontsnappingspoging in september 1941. Vanaf dat moment staan er dag en nacht grote schijnwerpers op het kamp gericht.
De kwestie Meyer
De gevangenen uit Nederlands-Indië worden slecht behandeld. Ze worden gezien als echte landverraders. In het afgelegen Kamp Jodensavanne moeten ze hard werken onder strenge bewaking.
In november 1942 weigeren vijf geïnterneerden een opdracht uit te voeren. Ze worden in houten strafcellen gegooid. Met behulp van een zelfgemaakte zaag kunnen vier gevangenen ontsnappen.
Ze worden opgepakt, vastgebonden, mishandeld en na vijf dagen met een bootje naar Paramaribo gebracht. Daar worden ze verhoord door de Territoriaal Commandant Meyer, die twee van hen laat doodschieten. Officieel wordt bekend gemaakt dat zij op de vlucht zijn doodgeschoten.
Na de oorlog blijkt dat ze geboeid en van korte afstand met vijf kogels van achteren zijn neergeschoten. In Nederland wordt besloten Meyer niet te vervolgen.
Alle Duitsers werden opgepakt. Een vriend van ons ook, maar hij was ook Joods. Toch heeft hij de hele oorlog vastgezeten op Bonaire.
Censuur
Na het uitbreken van de oorlog wordt censuur ingesteld. Alle in- en uitgaande post en kopij gaat naar een censor die beslist of de tekst door de beugel kan. De censors hebben geheimhoudingsplicht.
De censuurkantoren staan onder toezicht van de militaire inlichtingendienst. Hun belangrijkste taak is te voorkomen dat er informatie naar de vijand uitlekt, maar de censoren hebben ook de opdracht het moreel van de bevolking te beschermen tegen 'defaitistische invloeden en politieke onvrede'.
‘Mijn man was hoofd van de censuur op Curaçao. Hij moest alle inkomende en uitgaande post controleren. Hij zei vaak: 'Als ik ooit koorts krijg en ga ijlen, moet je me alleen in de kamer laten, anders verklap ik alle geheimen.''
Maudie Levison-Capriles
In de samenleving van het Koninkrijk der Nederlanden is voor onderdanen van het Duitsche Rijk geen plaats zoolang de oorlog duurt.