Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga naar de hoofdinhoud Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga direct naar zoeken

Geschiedenis van het museum

Het Verzetsmuseum is opgericht in 1984 en verhuisde in 1999 naar het huidige onderkomen, Gebouw Plancius. In oktober 2013 werd het museum uitgebreid met een speciaal kindermuseum: Verzetsmuseum Junior. Lees hieronder meer over onze geschiedenis.

  • Op 24 april 1984 werd de eerste vergadering gehouden van het aankomende bestuur van een stichting die tot doel had “de oprichting en instandhouding van een museum gewijd aan verzet tegen nationaal-socialisme en fascisme.”  Op dat moment was er geen geld, geen pand en geen collectie. Maar de tijd was rijp voor een verzetsmuseum. Al anderhalf jaar later zou het museum open gaan, dankzij de gedrevenheid en vechtlust van de mensen uit het voormalig verzet. Zij waren bestuursleden, vrijwilligers en achterban. Ze waren vaak net gepensioneerd en hadden een groot netwerk van politieke relaties. Mede door de opkomst van extreemrechtse politieke partijen wilden ze hun verhalen overdragen op de jonge generatie, en daarvoor was ook grote belangstelling van scholen.

    De synagoge in de Lekstraat.

    Het lukte snel geld bij elkaar te brengen en een gebouw te vinden: de voormalige synagoge in de Lekstraat in Amsterdam-Zuid. De gemeente wilde dat gebouw in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid behouden vanwege de architectonische waarde. Op 6 september 1984 stemde de Joodse Gemeente ermee in het hoofdgebouw te verhuren aan het Verzetsmuseum. De gemeente gaf financiële steun. Het Amsterdamse 4 en 5 mei comité had de collectie verzameld. Op 19 november 1985 werd het museum door Prins Bernhard geopend, met twee parttime vaste medewerkers en honderden vrijwilligers, vooral afkomstig uit het verzet.

    Interrieur van de synagoge en vaste exposite van het Verzetsmuseum. 

    Na deze vliegende start ontving het museum veel schoolbezoek, en ook buitenlandse toeristen bleken belangstelling te hebben. In 1990 kreeg het museum ook steun van het Rijk en konden er twee nieuwe betaalde medewerkers worden aangesteld. Maar het gebouw en locatie bleken niet geschikt voor groei. Er was vrijwel geen kantoorruimte, geen ruimte voor de groeiende collectie, en de Nederlandse cultuurliefhebber ging niet snel naar het relatief kleine museum in een onopvallende achterafstraat ver buiten het centrum. Het aantal bezoekers bleef steken op gemiddeld 15.000 per jaar. Het museum ging op zoek naar een andere locatie.

    De vaste expositie in de Lekstraat synagoge.
  • Nog altijd beschikten bestuur en medewerkers over vechtlust. Er werden miljoenen bijeen gebracht waarmee in 1997 de begane grond en een deel van de eerste verdieping van Gebouw Plancius in de Amsterdamse Plantagebuurt werd aangekocht. Dit vervallen gebouw werd ingrijpend verbouwd, en op 29 april 1999 werd het museum met een totaal vernieuwde vaste opstelling en allerlei voorzieningen geopend, wederom door Prins Bernhard. Hier ging het goed met het museum. Binnen vijf jaar groeide het aantal bezoekers naar 50.000 per jaar. Het Historisch Nieuwsblad riep het museum in 2002 uit tot beste Historische museum van Nederland.

    Biinen- en buitenkant van gebouw Plancius kort voor de verbouwing tot Verzetsmuseum.

    In 2005 werd het museum uitgebreid met een afdeling over de Nederlandse Koloniën, met de nadruk op Nederlands-Indië. Ook het verzet van Indonesiërs tegen Nederland kreeg hierin een plek. Dat was destijds zeer vernieuwend. Leden van de Nederlands-Indische gemeenschap herkenden ook hun verhalen en waren enthousiast.

    Impressie van de vaste expositie in Plancius. Rechts Nederlands-Indië. 

    Het museum bleef gestaag groeien. Mede dankzij de toenemende entree-inkomsten kon het museum verder professionaliseren. Maar vrijwilligers bleven voor het museum van groot belang, ook toen de generatie van directbetrokkenen bij de oorlog wegviel.

    Gebouw Plancius met rechts de ingang van het Verzetsmuseum en links restaurant Plancius.
  • Scholieren waren vanaf de oprichting een belangrijke doelgroep van het museum. Omdat de vaste opstelling onvoldoende ruimte bood om aan de vraag van scholen te voldoen, ging het museum ook wisseltentoonstellingen organiseren voor kinderen. Die waren zo succesvol bij scholen en gezinnen dat het idee opkwam om het museum uit te breiden met een permanente kinderafdeling.

    Als startsein voor de bouw van Verzetsmuseum Junior slaan kinderen een gat naar het aangrenzende pand.

    Dit kon werkelijkheid worden toen het museum in de gelegenheid kwam om het achterste deel te kopen van een garage aan de Plantage Doklaan om de hoek, die grensde aan de vaste opstelling. Het kostte zeven jaar om de benodigde miljoenen bijeen te brengen en de vergunningen rond te krijgen. Vooral de ambitie om een verdieping toe te voegen, voor de zeer noodzakelijke uitbreiding van de kantoor- en ontvangstruimtes, stuitte op bezwaren van omwonenden.

    Verzetsmuseum Junior.

    Maar in oktober 2013 kon Verzetsmuseum Junior worden geopend. Deze vernieuwende opstelling, over vier echt bestaande kinderen in oorlogstijd, was direct populair, won diverse museumprijzen, en zorgde voor verdere bezoekersgroei. In 2015 werd de grens van 100.000 bezoekers gepasseerd. In 2018 ontwikkelde het museum een even geslaagde reizende variant van het succesvolle kindermuseum: Verzetsmuseum Junior op wielen.

    Een groep kinderen bezoekt Verzetsmuseum Junior op wielen.
  • In 2022 sloot het museum voor een verbouwing en herinrichting. Op 1 december werd de geheel vernieuwde vaste opstelling over Nederland in bezettingstijd geopend. Najaar 2024 volgt een nieuwe afdeling over de Nederlandse koloniën, waarin het verzet tegen Nederland als koloniale overheerser – dat werd gestimuleerd door de Tweede Wereldoorlog centraal staat.

  • Geschiedenis van Gebouw Plancius
    Gebouw Plancius dateert uit 1876. Het initiatief tot de bouw kwam van de Joodse zangvereniging Oefening Baart Kunst. Het pand deed achtereenvolgens dienst als muziektempel en sociëteit, als zalencentrum en bijna tachtig jaar lang als garage. Sinds 1999 is het de behuizing van het Verzetsmuseum. Ook is er, sinds 1 januari 2000 een café-restaurant gevestigd. Boven bevinden zich enkele appartementen.

    Gevel
    De gevel van Plancius, met de Davidsster, herinnert aan de tijd toen Amsterdam nog in hoge mate een Joodse stad was. Gebouw Plancius lag vlak bij de oude Joodse buurt, op tien minuten loopafstand. (Die legendarische buurt, de Jodenhoek, was overigens al voor de komst van de nazi's aan het verdwijnen.)

    Vanaf 1916 werden hier talrijke krotwoningen op last van de gemeente gesloopt. Tweederde van de Joodse bewoners verhuisde tijdens deze saneringen naar andere, nieuwe delen van de stad, zoals de Transvaalbuurt en de Rivierenbuurt.)

    Plancius in de 19de eeuw. Net leesbaar is het gevelopschrift ‘Liedertafel Oefening Baart Kunst’.

    Petrus Plancius (Pieter Platevoet)
    Het gebouw werd tussen 1874 en 1876 gebouwd naar een ontwerp van architect Nicolaas Vos. Met de naam Plancius wilde het bestuur van Oefening Baart Kunst recht doen aan de traditie. Om plaats te maken voor het nieuwe gebouw moest namelijk een oud huis worden afgebroken dat de naam Plancius droeg. Petrus Plancius (1550-1622) woonde in Amsterdam en was er dominee en geograaf; een geleerde adviseur op het gebied van ontdekkingsreizen en de walvisvaart. Hij werd geboren in Dranouter (Vlaanderen) en was een van de vele Vlaamse en Brabantse calvinistische vluchtelingen die in de jaren tachtig van de zestiende eeuw naar het noorden zijn gevlucht. Hij was predikant en een aanhanger van Gomarus (ook al een Vlaming). Zie ook: www.joodsamsterdam.nl 

    De koorleden kwamen in Plancius bijeen voor repetities en uitvoeringen, en voor de aangename verpozing. Als sociëteit werd het in 1881 extra aantrekkelijk door een fraaie aanbouw, de Wintertuin, een ruimte die het midden hield tussen een café en een palmenkas. In 1883 volgde een verbouwing door architect Dolf van Gendt.

    De (voormalige) Parkzaal van gebouw Plancius.

    Populaire gelegenheid
    Gebouw Plancius werd al snel een populaire gelegenheid voor concerten, toneeluitvoeringen, feesten en partijen. Op Joodse feestdagen waren er synagogediensten. Er vonden ook veel politieke bijeenkomsten plaats. Voor de socialisten, met hun groeiende aanhang in de Jodenhoek, werd Plancius een vast vergaderadres. Bij de debattten kon het heftig toegaan. Een door velen bewonderde spreker was Henri Polak, voorman van de ANDB, de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond.

    Taxibedrijf

    Taxi's in gebouw Plancius. 

    Rond 1900 begon de neergang van Plancius. In 1913 werd het pand verkocht aan de Joodse JacquesPimentel, broer van Henriette Pimentel, beroemd vanwege de redding van Joodse kinderen uit haar crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Pimentel liet het pand in 1914 verbouwen tot een voor die tijd uiterst modern taxibedrijf. De uitbouwen achter het oorspronkelijke pand, die nu in gebruik zijn voor de vaste opstelling van het museum, stammen uit die tijd. Mede door de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog ging het bedrijf failliet, en kwam de taxigarage in 1919 in handen van de Amsterdamse Rijtuigen Maatschappij (ARM). Tijdens de Duitse bezetting liet de ARM bij gebrek aan benzine weer paarden, koetsjes en wagens rijden; zo werd Plancius voor korte tijd een paardenstal. In 1944-1945 kwam er een aantal Duitse voertuigen te staan. De bewakers kregen een eigen kamertje.

    Plancius in 1915, kort na de verbouwing door Jacques Pimentel.

    Opnieuw culturele plek
    In 1970 verliet de ARM het pand, samen met de lingeriefabriek die vanaf 1955 medegebruiker van Plancius was geweest. Voor de Ongevallendienst van de Amsterdamse verkeerspolitie bleek het versleten bedrijfspand nog bruikbaar, onder meer als stalling voor auto's die na een ongeluk van de weg waren gehaald. Opmerkelijk genoeg werd Plancius in de jaren negentig weer een culturele plek, door de aanwezigheid van alternatieve mime- en dansgezelschappen op de bovenverdieping.

    Het enigszins vervallen Plancius gebouw in de jaren negentig.

    Verzetsmuseum Amsterdam
    In 1998 verruilde het Verzetsmuseum zijn onderkomen in de Lekstraat-synagoge voor Gebouw Plancius, dat daarmee aan zijn derde leven begon. Het vernieuwde museum ging op 1 mei 1999 open voor het publiek.