Opstanden
Ver voor de opkomst van anti-slavernijbewegingen, verzetten tot slaaf gemaakte mensen zich tegen slavernij. Er zijn honderden voorbeelden van verzet op slavenschepen, maar daarover wordt weinig bekend gemaakt. En tot slaaf gemaakte mensen ontsnappen van de plantages. Deze ‘Marrons’ leven in de binnenlanden waar ze in vrijheid een eigen bestaan opbouwen. Dat is zwaar en onzeker, want ze bezitten vrijwel niets en militairen maken jacht op ze. Soms plunderen Marrons plantages.
Op de plantages zijn kleine en enkele grote opstanden, uit verzet tegen de gruwelijke levensomstandigheden. Nieuws over opstanden gaat als een lopend vuurtje door de slavengemeenschappen, maar in Europa bereiken alleen grote opstanden het nieuws.
Wij zijn al te zeer mishandeld
Tula: "Wij verlangen onze vrijheid"
“Mijn slaven weigeren dienst te doen”, schrijft Caspar van Uijtrecht in 1795 aan de gouverneur van Curaçao. Zo’n vijftig tot slaaf gemaakte mensen van de plantage Kenepa (Knip) eisen vrijheid. Onder leiding van Tula trekken ze richting Willemstad. Tweeduizend mensen van andere plantages sluiten zich aan; plantagehouders vluchten.
De opstandelingen maken een kamp bij plantage Porto Mari en slaan er een aanval van het koloniale leger af. Het koloniale bestuur stuurt een pater om te onderhandelen. Tula is geïnspireerd door een grote slavenopstand in de Franse kolonie Saint-Domingue (nu Haïti) onder leiding van Toussaint Louverture. Daar was het gelukt om afschaffing van slavernij af te dwingen. Omdat Nederland in deze tijd is bezet door Frankrijk, betoogt Tula: “De Fransche negers hebben hunne vrijdom bekoomen, Holland is ingenomen door de franschen, vervolgens moeten wij ook hier vrij zijn.” Hij beroept zich ook op het christelijk geloof: “Heer Pater, koomen alle menschen niet voort uit een vader Adam en Eva? (…). Eens werd ik vastgebonden (…) golfde ’t bloed uit mijne mond, ik wierp mij op mijn knieën, en riep tot God; (…) Is ’t dan Uwen wil dat wij zoo mishandelt worden! Ach Pater men draagt meer zorg voor een beest…. Wij verlangen niet anders als onze vrijheid.”
De redelijke argumenten helpen niet. De gouverneur van Curaçao laat de opstand neerslaan. Tientallen opstandelingen worden ter plekke geëxecuteerd. Anderen, en ook Tula, worden in de weken erna publiekelijk gemarteld en gedood.
Hierna krijgen de plantagehouders van de Nederlandse autoriteiten op Curaçao opdracht hun slaven voortaan beter te behandelen.
Onderhandelen voor vrijheid
Op een houtplantage aan de Tempati-rivier in Suriname, komen tot slaaf gemaakte mensen in 1757 in verzet als hun eigenaar ze met geweld wil overplaatsen naar een suikerplantage. Na een gevecht van twaalf uur verslaan de opstandelingen het koloniale leger. Tot slaaf gemaakten van andere plantages sluiten zich aan en de ‘Tempati-opstand’ wordt de grootste slavenopstand van Suriname. Als reactie brandt het koloniale bestuur het gebied plat. Vierhonderd opstandelingen trekken zich terug, ze sluiten zich aan bij een groep Marrons: de Okanisi (Aukaners). Een jarenlange strijd met het koloniale leger volgt.
Eén van de opstandelingen is Boston Band, die rond 1750 van Jamaica naar Suriname was gebracht. Hij kan lezen en schrijven. Boston weet dat beide partijen geen eindeloze oorlog willen. Bij overvallen op plantages laat hij brieven achter, waarin hij oproept tot vrede. Zo komen onderhandelingen op gang.
In 1760 wordt vrede gesloten. De Okanisi (Aukaners) krijgen hun vrijheid, en wapens, werktuigen en voedsel, zodat ze niet meer hoeven te plunderen. In ruil moeten ze andere Marron-groepen helpen bestrijden en ontsnapte tot slaaf gemaakten uitleveren. Later sluit het koloniale bestuur ook vrede met andere Marron-groepen.
Massale opstand
Berbice, een deel van het huidige Guyana, is in de 17de en 18de eeuw een Nederlandse kolonie. In 1760 wonen er 350 Europeanen die 4000 tot slaaf gemaakte Afrikanen door een schrikbewind eronder houden. Onder leiding van de jonge Cuffy wordt in 1763 een grote opstand georganiseerd. Met buitgemaakte wapens trekken steeds meer opstandelingen van plantage naar plantage. Europeanen vluchten weg of worden vermoord. Na inname van de hoofdstad, roept Cuffy zich uit tot gouverneur van Berbice.
Hij schrijft de Nederlandse gouverneur dat de opstandelingen “geen oorlog zoeken”, stelt voor het land te verdelen en eist vrijheid voor de opstandelingen. Hij schrijft hij ook: “De Negers die Uwe Excellentie op zijn schepen heeft – die kunnen slaven blijven.”
De Nederlandse gouverneur reageert niet. Cuffy blijft brieven sturen, tot frustratie van opstandelingen die verder willen vechten. De aanhang van deze groep groeit. Cuffy pleegt gedesillusioneerd zelfmoord.
Er komt een Nederlandse vloot met zo’n 6000 soldaten naar Berbice. Bij bloedige gevechten komen meer dan 1800 opstandelingen om. In de zomer van 1764 is de kolonie door de Nederlanders heroverd. Als straf worden 119 opstandelingen gruwelijk gemarteld en vermoord. Een ooggetuigenverslag wordt in Nederland gepubliceerd, wat zorgt voor afkeer van het geweld en bewondering voor de moed van de opstandelingen.
Opstand op zee
In 1784 vertrekt het schip De Neptunus uit Zierikzee, via Amsterdam, naar Afrika. Langs de Afrikaanse Westkust koopt de kapitein in totaal ongeveer tweehonderd mensen van Afrikaanse mensenhandelaren.
De reis over de Atlantische oceaan en langs de Afrikaanse kust duurt langer dan gepland, wel anderhalf jaar. De tot slaaf gemaakten zitten, maandenlang, onder vreselijke omstandigheden gevangen in het ruim. Op een avond gaat de kapitein aan land. Het lukt de gevangenen om los te komen uit hun kettingen. Ze komen in opstand! Een bemanningslid schrijft:“…ondertussen hadden sommige van de slaven de beschotten weggebroken en zich meester van de kruitkamer en geweren gemaakt.” Na een gevecht met de bemanning nemen de opstandelingen het schip over.
Het nieuws van de opstand verspreidt zich langs de kust; allerlei schepen varen naar De Neptunus. Er volgt een hevig gevecht. Dan ontploft het schip. Er vallen ongeveer vierhonderd doden. Enkele opstandelingen overleven. Zij worden weer gevangen en alsnog te koop aangeboden.
John Gabriël Stedman, 'Narrative, of a five years’ expedition against the Revolted Negroes of Surinam', 1796
De Schots-Nederlandse Gabriël Stedman vecht vanaf 1772 als soldaat in Suriname tegen de Marrongroep van Boni, die samen met onder meer Jolicoeur en Baron vanuit de binnenlanden plantages aanvalt, waarbij zij tot slaaf gemaakten bevrijden en wapens meenemen. Stedman wordt verliefd op de tot slaaf gemaakte vrouw Joanna, en probeert haar vrij te kopen, wat mislukt. Terug in Europa geeft hij dit boek uit waarin hij de brute slavernij aan de kaak stelt.
Marten Douwes Teenstra, 'De negerslaven in de kolonie Suriname en de uitbreiding van het Christendom onder de heidensche bevolking', 1842
Portretten van de Marrons Cojo, Mentor en Present die in 1832 in Paramaribo een brand stichten. Bijna vijftig houten huizen branden af. Een maand later worden zij opgepakt. Ze bekennen en worden levend verbrand.
Opstand te Demerary
September 1789 proberen dertig tot veertig tot slaaf gemaakte mensen een plantage in de Nederlandse kolonie Demerary over te nemen om daarna de kolonie te veroveren. De opstand mislukt. ‘Raad Fiscaal’ (officier van justitie) Petrus Gerardus Duker schrijft hierover in deze brief : “In mijn laatste [brief] meldde ik kortelijk dat in deeze colonie eene revolte der Negers had plaats gehad en gelukkig gesmoord was…” Gerardus helpt de opstandelingen opsporen, en beschrijft ook de wrede straffen.
Slavenopstanden tegen Nederlandse trans-Atlantische slavernij
Deze lijst is incompleet. Er moet nog veel onderzoek worden gedaan naar verzet tegen slavernij.
Slechts één van de Marrongroepen is hier uitgelicht.
‘Kaásimarrons’ in Suriname, tot 1736 onder leiding van Kaási Pumbu, vallen plantages aan om te plunderen en tot slaaf gemaakten te bevrijden. Daarna nemen andere Marrongroepen de strijd over.
Op Curaçao komen zo’n 80 tot slaaf gemaakten in opstand. De opstand wordt neergeslagen, maar het blijft onrustig op het eiland.
Goed georganiseerde opstand van ongeveer 100 opstandelingen op Curaçao. 60 van hen komen om het leven.
Tempati-opstand, de grootste slavenopstand in de geschiedenis van Suriname.
Opstand in Berbice waar bij bloedige gevechten meer dan 1800 opstandelingen om het leven komen.
Tot slaaf gemaakten nemen het schip Vigilante over en ontsnappen.
Opstand op slavenschip De Neptunus waarbij het schip ontploft en ongeveer 400 mensen omkomen.
Opstand van zo’n 2000 mensen op Curaçao onder leiding van Tula. Tula is geïnspireerd door een grote slavenopstand in de Franse kolonie Saint-Domingue (nu Haïti). De opstand wordt hard neergeslagen.
Op Aruba komen zo’n 30 tot slaaf gemaakten in opstand. De leider Thico wordt gevangen genomen.
Opstand in de voormalige Nederlandse kolonie Demerary, waar veel plantages nog in handen zijn van Nederlanders.
Opstand van tot slaaf gemaakten die op Bonaire in de zoutpannen werken.
Op het Franse deel van het eiland Sint Maarten wordt slavernij afgeschaft. Tot slaaf gemaakten in het Nederlandse deel staken en vluchten naar het Franse deel, waarna slavernij op Sint Maarten in de praktijk wordt afgeschaft.
In navolging van Sint Maarten is er een opstand op Sint Eustatius, die wordt neergeslagen.
Leonard Parkinson, Jamaicaanse marron kapitein