1980-1990: Behoefte aan erkenning
Door nieuwe kernwapens laait de spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie weer op. Honderdduizenden mensen gaan de straat op om te protesteren tegen plannen voor plaatsing van kruisraketten in Nederland. Ook veel oud-verzetsmensen demonstreren, al neemt de Stichting geen standpunt in omdat ze zoals gebruikelijk neutraal wil blijven.
Begin jaren 1980 heerst er een economische crisis. Er komen nieuwe extreemrechtse politieke partijen op, die zich richten tegen de komst naar Nederland van mensen uit de (voormalige) koloniën en arbeiders uit islamitische landen. Er zijn paralellen met het nazisme, tot grote zorg van veel mensen uit het verzet. Steeds meer oud-verzetsmensen krijgen de behoefte om hun ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog te delen, om herhaling te voorkomen. Zij gaan naar scholen om te vertellen over de gevaren van uitsluiting en oorlog. Ze worden soms actief in de vredesbeweging en nemen het initiatief tot oprichting van herinneringscentra, monumenten en het Verzetsmuseum Amsterdam.
Gelukkig kreeg slechts één dossier, dat nog op één van de tafels lag, ernstige brandschade. Alle andere 3000 lopende dossiers bleven onbeschadigd… Maar de rookschade was enorm.
Pensioen als vorm van erkenning
In de publieke opinie wordt het buitengewoon pensioen steeds meer gezien als beloning voor verzet. De Stichting is daar tegen. Eind jaren 1970 worden twee van de drie aanvragen afgewezen, omdat ze niet aan de criteria voldoen. Dat wordt vaak gezien als een ontkenning van het verzetsverleden, en leidt tot emotionele bezwaar- en beroepsprocedures. Daar komt bij dat de wachttijd tussen indiening van de aanvraag en de uiteindelijke beslissing lang is. Kritiek op en frustratie over de Stichting nemen toe.
Aanslag
Het gevoel niet erkend te worden, leidt in 1980 tot een wanhoopsdaad. In mei 1980 gooit iemand wiens aanvraag is afgewezen twee molotovcocktails door het raam van het Stichtingskantoor in Amsterdam. Er raakt niemand gewond, maar het duurt maanden voordat de schade is hersteld.
Stichting 1940-1945 en de Buitengewone Pensioenraad nemen maatregelen waardoor het lukt om de wachttijd terug te dringen en veel aanvragen binnen de streeftijd van acht maanden af te handelen. Ook wordt ingevoerd dat aanvragers al tijdens de aanvraagprocedure recht hebben op hulp van het maatschappelijk werk van de Stichting.
Erkenning vrouwen?
Vanaf de jaren 1980 zijn er veel meer vrouwen die een eigen buitengewoon pensioen aanvragen, omdat ze verzet hebben gepleegd. Zoals Elly Groen, die in 1983 een aanvraag doet. Met haar man had ze in hun café een doorgangshuis voor onderduikers. “Evenals mijn man was ik van alles op de hoogte wat er in huis gebeurde. Ik deed de huishouding, kookte en waste voor de onderduikers. Ik heb in die tijd veel angst gehad en vaak onder grote spanningen geleefd, ook in verband met mijn kleine kinderen.” De Stichting vindt dat Elly recht heeft op een buitengewoon pensioen, maar de Buitengewone Pensioenraad vindt dat ze slechts hand-en-spandiensten verrichtte voor het verzet van haar man. De aanvraag wordt afgewezen.
Als je het pensioen niet nodig hebt, dan vraag je het niet aan. En verkeer je in nood, dan moet je het wel aanvragen. Men is vergeten dat het verzetspensioen geen recht is, maar een voorrecht.
Onderscheidingen: voor of tegen?
Stichting 1940-1945 is vanaf het begin tegen onderscheidingen. Niet alleen omdat ze tegen heldenverering is, maar ook omdat het onmogelijk is te bepalen wie wel of geen onderscheiding verdient. In 1946 komt er op verzoek van koningin Wilhelmina een Verzetskruis. Het wordt 95 keer, op twee na, postuum uitgekeerd. De weduwe van verzetsman Johannes Post laat het Verzetskruis inlijsten. Dochter Trijneke Blom-Post vertelt: “Aan de ene kant weet ik dat ze zei: we hebben onze plicht gedaan. Daar is geen dankjewel voor nodig. En aan de andere kant hing het Verzetskruis wel prominent in de voorkamer...”
Onder een deel van de voormalige verzetsmensen groeit in de jaren 1970 de behoefte aan een onderscheiding als erkenning voor hun verzet. Zij richten een stichting op die vanaf 1980 Verzetsherdenkingskruizen gaat uitreiken. Stichting 1940-1945 is er tegen, verleent beperkt medewerking en veel verzetsmensen doen geen aanvraag. Toch worden er ruim 15.000 verzetsherdenkingskruizen uitgereikt.
Ik bewaar het verzetsherdenkingskruis van mijn vader hier angstvallig in mijn kantoorruimte. Het is voor mij ook een stukje erkenning. De erkenning dat hij voor het vaderland is overleden…
In 1940-1945 was er verzet gepleegd omdat het moest! Niet om geëerd of erkend te worden.
We zijn niet in het verzet gegaan om een lintje, maar om de Moffen eruit te krijgen. Ik heb in die oorlog zoveel daden van heldenmoed en zelfopoffering gezien van gewone jongens die nooit iets gekregen hebben. Ik kan dat lintje natuurlijk nooit aannemen.