
1945-1950: Samen vooruit
De eerste jaren na de oorlog groeit de Stichting snel. Alle grote voormalige verzetsorganisaties zijn vertegenwoordigd, alleen die in Friesland blijven zelfstandig. Ondanks onderlinge politieke verschillen is er grote saamhorigheid en trots op het gezamenlijke verzet. De Stichting regelt zorg voor mensen uit het voormalig verzet en hun nabestaanden. Er komt een stroom van aanvragen voor hulp. De één vraagt een fiets omdat hij vanwege een beenwond moeilijk kan lopen, de ander een voorschot op misgelopen salaris.
De vrijwilligers kunnen het werk niet aan; dan komen er ook betaalde functies. Naast het hoofdkantoor in Amsterdam komen er vijftien districtskantoren met elk een directeur en veel vrijwilligers die onmisbaar blijven voor de Stichting.
Vanaf 1947 worden er op basis van de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 pensioenen uitgekeerd. De Stichting maakt rapporten over het verzetswerk en de persoonlijke omstandigheden van de aanvragers, en stuurt die met advies naar de Buitengewone Pensioenraad. De Pensioenraad beslist of pensioenen worden toegekend.
Mensen voelden zich thuis bij de Stichting. Ik denk dat dat de grote verdienste van de vrijwilligers geweest is.
Vrijwilligers en medewerkers
Van generatie op generatie
In 1945 heeft de Stichting 8.000 vrijwilligers, later 12.000. Vrijwel altijd hebben zij een verzetsachtergrond. ‘Wij zorgen voor jou en de jouwen’, is de gedachte. Dat motto wordt doorgegeven van generatie op generatie, zoals bij Rie Boekhout-Jonker – die tijdens de oorlog verzetskranten rondbracht – en haar dochter Ineke. Ineke: “Mijn moeder was altijd bij de Stichting betrokken. Daar ben ik mee groot geworden. De Stichting hoorde er gewoon bij. Wat heeft mijn moeder niet gedaan? Bloemetjes rondbrengen, huisbezoeken, vakantieweken regelen, noem het allemaal maar op.” Ineke wordt ook vrijwilliger voor de Stichting: “Goh, wil jij niet bijspringen? Ja, dan doe je dat gewoon. Dat is zó vanzelfsprekend… Je rolt er gewoon in.”

Dag en nacht voor de StichtingDe eerste medewerkers van Stichting 1940-1945 komen bijna allemaal uit het verzet. Zoals Kees Reitema. Hij had in het dagelijks bestuur van Groep 2000 gezeten, de verzetsgroep van Jacoba van Tongeren die onderduikers hielp. Hij zet zich onvermoeibaar in voor de Stichting. Zijn zoon vertelt: “Eigenlijk was de manier waarop hij werkte niet goed. Ook voor zijn gezin niet. Want hij was er 24 uur per dag mee bezig. Maar hij kon niet anders. Hij had in het verzet gezeten en dit was het legale vervolg op zijn illegale werk. Zo noemde hij het. En daar ging hij vrij ver in.”

Deur bordje
In vrijwel iedere gemeente had minimaal één vertegenwoordiger van de Stichting zo’n bordje bij de voordeur. Betrokkenen mochten er altijd aanbellen met vragen.

Werving van medewerkers onder oud-verzetsmensen.



Financiële hulp

Stempel Stichting 1940-1945
Opsporing van vermisten
Op zoek naar dierbaren
Nico Staal komt als één van de eerste politieke gevangenen terug uit concentratiekamp Dachau. Na een radio-interview krijgt hij tientallen brieven en kaartjes van mensen op zoek naar dierbaren. Circa 7000 Nederlandse verzetsmensen zijn in Duitse gevangenschap omgekomen. De repatriëring van overlevenden uit de kampen verloopt traag.
Nico en andere oud-politieke gevangenen gaan vermisten opsporen. Onder meer voor dat doel richt de communistische verzetsman Jan Lemaire in juni 1945 met anderen, zoals Ed Hoornik, het Bureau Ex-Politieke Gevangenen op, dat wordt ondergebracht bij Stichting 1940-1945.
Kaarten gestuurd aan Nico Staal
Doden genoteerdJan Lemaire is nog geen drie weken terug uit concentratiekamp Sachsenhausen als hij het Bureau Ex-Politieke Gevangenen opricht. Hij overleefde een dodenmars, te voet van kamp naar kamp. Onderweg schreef hij in een dagboekje: “21 April. De hele nacht marcheren. Na een uur de eerste doden. 22 April. Wij marcheren niet meer, maar kruipen langs de weg, doodmoe. 23 April. De tocht is ontzettend. Achterblijvers worden doodgeschoten.” Jan noteerde ook namen van Nederlanders die omkwamen. Hun nabestaanden kan hij inlichten.
In juni 1945 noteert Jan de eerste vergadering van het nieuwe bureau in hetzelfde boekje. Er komt een blad, Appél, met daarin foto’s en gegevens van vermisten, dat wordt verspreid onder teruggekeerde politieke gevangenen.
Er zijn ook andere opsporingsorganisaties. Vanaf 1947 vallen alle werkzaamheden onder één organisatie: het centraal Informatiebureau van het Nederlandsche Rode Kruis in Den Haag.

Dagboekje Jan Lemaire.
Duizenden en nog eens duizenden waren samengestroomd om hun doden de laatste eer te bewijzen.
Eerebegraafplaats
Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden ongeveer 2000 mensen, vooral verzetsmensen, door de Duitse bezetters gefusilleerd. Honderden worden anoniem in de duinen begraven. De graven worden opgespoord. Er komt een voorlopig comité voor de oprichting van een erebegraafplaats, dat nauw samenwerkt met Stichting 1940-1945. Later wordt dit Stichting De Eerebegraafplaats te Bloemendaal.
In de zomer van 1945 worden 422 doden opgegraven, waarvan de meesten in het najaar een plek krijgen op de nieuwe Eerebegraafplaats. Die wordt op 27 november 1945 geopend met een herdenking van de slachtoffers en de herbegrafenis van de communistische verzetsvrouw Hannie Schaft, de enige vrouw onder de opgegraven slachtoffers. Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard zijn erbij. Er is een groot gevoel van saamhorigheid onder de duizenden aanwezigen.
Mijn vader werd doodgeschoten vanwege zijn verzetswerk. Ik ben wel bij herdenkingen op de Eerebegraafplaats geweest, maar ik vond het altijd heel lastig. Ik kwam altijd klem te zitten. Daar lag de verzetsman, en ik miste mijn vader.


Wervingsacties
De eerste jaren na de bevrijding worden jaarlijks miljoenen opgehaald voor de Stichting. Met het geld worden onder meer de soms karige verzetspensioenen aangevuld.
De eerste grote inzamelingsactie begint op 31 augustus 1945, de verjaardag van koningin Wilhelmina, en duurt een week. De koningin zelf geeft 500.000 gulden. Onderdeel van de actie is een groot schouwspel, ‘Nederland herdenkt’, in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Het stadion zit afgeladen vol. In totaal levert de actieweek bijna 16 miljoen gulden op.Vanaf 1946 organiseert Stichting 1940-1945 elk jaar een landelijke inzamelingsactie rond bevrijdingsdag. Daarnaast zijn er allerlei kleine initiatieven. Nederlanders geven zeer gul. Maar na een paar jaar lopen de opbrengsten terug van bijna zes miljoen in 1946 tot iets meer dan één miljoen in 1954. In 1955 is de laatste landelijke actie. Inkomsten komen daarna vooral van vaste donateurs en uit legaten.
Dankkaart
Dankkaart voor bijdrage aan de Stichting om achter het raam te plaatsen zodat collectanten weten dat er al gegeven is.


Nationale Hulpzegel
“Frankeer als regel met een Nationale Hulpzegel”, is de slogan waarmee in 1946 en 1947 de Nationale Hulpzegel verkocht wordt. Bij aankoop van deze postzegels gaat er een bedrag naar de Stichting. Het levert 190.000 gulden op.
Spel der bevrijding
Programmaboekje ‘Spel der bevrijding’. In 1946 is er net als in 1945 een groot schouwspel in het Olympisch Stadion in Amsterdam. De opbrengsten gaan naar de Stichting.


Collectebussen Stichting 1940-1945
Sigarettenpakje
Wikkel van sigarettenpakje waarvan de opbrengst van de verkoop voor de Stichting is.


Poppententoonstelling
In Maastricht is in 1948 een tentoonstelling voor de Stichting met 1500 poppen in traditionele klederdracht vanuit de hele wereld. Prinses Juliana leent er enkele poppen uit haar eigen collectie voor uit. De jaren daarna is de tentoonstelling in meer dan tien andere steden te zien. Het levert tussen 1948 en 1950 166.700 gulden op.
Penningen
Deze bronzen penningen worden in de jaren 1940 ten bate van de Stichting verkocht. Later worden ze geschonken aan vrijwilligers van de Stichting die zich bijzonder hebben ingezet, en aan medewerkers bij jubilea of afscheid.


Nederlands-Indië
Verzetsman Dinant van Mourik gaat na de bevrijding van Nederland samen met zijn tweelingbroer Nico als vrijwilliger vechten in Nederlands-Indië. Nico sneuvelt. Dinant zet er in 1948 een inzamelingsactie op voor Stichting 1940-1945. Als dank krijgt hij van de Stichting een penning toegestuurd. Dinant schrijft de Stichting: “Als deze penning mij aangeboden was als beloning zou ik hem moeten weigeren, daar het mijn plicht was dit te doen voor hen die niet meer in leven zijn en zich geofferd hebben voor ons land en volk. Voor de nabestaande van hen kunnen wij nooit genoeg doen…”
Nederlandse militairen overzee brengen in 1947 en 1948 31.000 gulden bij elkaar voor de Stichting.

Bonnenfolder
Folder waarin wordt opgeroepen om één uur overwerk uit te laten betalen aan de Stichting. “Kent u deze bonkaarten nog? Gelukkig hebt U ze niet meer nodig. Wat u echter nooit moogt vergeten is, dat er velen duizenden dappere vrouwen en mannen hun leven gaven in het verzet…”


Ganzenbord
Ganzenbordspel uitgegeven ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de Stichting 1940-1945.
Posters jaarlijkse wervingsacties
De koningin was er. Ze zag me zitten en vroeg hoe het nu met m’n gezondheid ging. We babbelden echt even gezellig.
Herstellingsoorden
Veel verzetsmensen – die onder enorme spanning hebben gewerkt en kameraden hebben verloren –zijn lichamelijk en geestelijk gesloopt. Voor hen komen er herstellingsoorden: zes in Nederland en twee in Zwitserland. Er is een Stichting Herstellingsoorden die onder de paraplu van Stichting 1940-1945 werkt.
Koningin Wilhelmina stelt een gedeelte van Paleis Het Loo als herstellingsoord beschikbaar. Het is niet geschikt, maar de koningin staat er op, en de Stichting kan niet weigeren. Wilhelmina blijft er zelf wonen en bezoekt de patiënten regelmatig.
De sfeer onder de getraumatiseerde patiënten is soms somber. Eén van hen vertelt: “Gister een dag der zwaarmoedigen. Driehuis kwam uithuilen, mevrouw Bergsma down. Hans spreekt over zelfmoordplannen. Koos is erg benauwd en is somber. Hij is er ook bar slecht aan toe.”
In 1948 worden de herstellingsoorden gesloten en gaan verzetsmensen voor herstel naar gewone instellingen.

Op afstand getrouwd
Berend Pepping weigert te werken in Duitsland, duikt onder, maar wordt verraden en komt in een werkkamp in Duitsland. Daar wordt hij begin 1945 heel ziek; hij wordt wel acht keer in het ziekenhuis geopereerd. Daar leert hij de Duitse verpleegster Else kennen, die hem veel zorg en aandacht geeft.
Zomer 1946 kan Berend terug naar Nederland. Hij begint een briefwisseling met Else. In herstellingsoord Kareol in Aerdenhout schrijft hij: “Ik voel me hier zo eenzaam en alleen. Kan met niemand praten. Ik werd op iedereen kwaad, zo kortaf was ik. Toen kwam eindelijk vanochtend jouw brief, en nu is er weer zonneschijn in mijn hart.”

In 1948 wordt Kareol gesloten en gaat Berend naar het Nederlandse herstellingsoord in Davos in Zwitserland. Na veel moeite krijgt hij toestemming om op afstand met Else te trouwen. De Nederlandse medepatiënten en het personeel leven met hem mee, een verpleegster speelt de bruid. Ze versieren zijn bed en zorgen voor bloemen.
Fotoalbum van Berend Pepping met foto's uit Aerdenhout en Davos
De eerste nacht sliep ik bij iemand op een kamer en die ging me hele enge dingen vertellen. Ik dacht: ‘God, waar ben ik terechtgekomen?’ We kunnen ons niet indenken wat die mensen hebben meegemaakt.
Zoo’n echte na-oorlogsche illegale stemming. Wij hebben nergens zin in, en zijn het liefst alleen. Elkaar begrijp je wel. Anderen niet-illegale-werkers kunnen dit nooit begrijpen.