Wegsmokkelen
De crèche wordt minder zwaar bewaakt dan de Schouwburg. Vaak staat er niet eens een bewaker voor de deur. Het is daarom mogelijk om kinderen uit het gebouw te smokkelen. Baby’s en peuters worden in een tas, doos, koffer of zelfs vuilnisemmer gestopt. Daarmee lopen de kinderverzorgsters naar buiten. Ook worden kinderen weggesmokkeld als ze met een groepje buiten een wandeling maken.
Hoe lang ik in de crèche ben geweest weet ik niet. En hoe ik eruit ben gehaald is ook onbekend. Ik was nog maar een baby. Ik weet wel dat ik via een Friese verzetsman naar Leeuwarden ben gebracht.
Het Joodse crèchepersoneel in verzet
Henriëtte Henriquez Pimentel is vanaf 1926 directrice van de crèche. Ze is streng maar heel geliefd, en onafscheidelijk van haar hondje Brunie. In 1942 is ze 65 jaar oud. Samen met Walter Süskind, beheerder van de Hollandsche Schouwburg in dienst van de Joodse Raad, bedenkt ze het plan om kinderen uit de crèche te redden. Zelf moet ze in juli 1943 mee op transport. Op 17 september 1943 wordt ze in Auschwitz vermoord.
Kinderverzorgsters
‘Directrice Pimentel zocht een paar kinderverzorgsters uit om mee te helpen met het smokkelplan, waaronder ik. Ik deed het omdat ze me dat vroeg. Iedereen had veel respect voor haar. Ze was heel zorgzaam. Zo moesten mijn verloofde Harry Cohen, die bij de Joodse Raad werkte, en ik van haar snel gaan trouwen. Dan konden we tenminste als getrouwd stel samen onderduiken.'
Sieny Kattenburg
Tram en leeg klaslokaal
Als de tram door de straat rijdt kan de bewaker bij de Hollandsche Schouwburg de crèche niet zien. Dan kunnen de kinderverzorgster en het kind gewoon de voordeur uit lopen. Naast de crèche is de kweekschool. De schooldirecteur helpt ook mee.
Via de tuin van de crèche komen de kinderen in een leeg klaslokaal. Ze ontsnappen uit de school als de kust veilig is. Eenmaal buiten de crèche nemen andere verzetsmensen de kinderen over en brengen ze naar een veilige plek.
Over de schutting bij de school werd ik hop, met een boog, getild en aangenomen door een man. Hij stopte me in een grote juten zak en bracht me weg van daar. Ik kan nog steeds niet tegen de geur van jute.’
Meer verhalen
Kinderverzorgster Sieny Kattenburg is achttien als de crèche onderdeel wordt van de Schouwburg. Zij moet de kinderen heen en weer brengen tussen de Schouwburg en de crèche. Zo kan ze veel kinderen wegsmokkelen. Ze is niet bang.
‘Twintig SS-ers kwamen eens de zaal op met van die helmen en laarzen. Toen ben ik voor ze gaan staan en riep 'Eruit! Hoe durven jullie kleine kinderen wakker te maken!' Ze dropen af. Vanaf die tijd werd ik 'das freche Weib' genoemd, het brutale wijf.’
Kinderverzorgster Betty Oudkerk woont net als Sieny Kattenburg intern in de crèche, en werkt mee aan het verzetswerk.
‘Het ging gewoon automatisch, ik deed eraan mee. Ik heb er geen moment over nagedacht, ook niet over de risico’s. Je had niet eens tijd om bang te zijn.’
Virrie Cohen werkt voor de oorlog een paar jaar in de crèche. In 1943 komt ze er opnieuw te werken. Ze wordt door Pimentel meteen in vertrouwen genomen. Als Pimentel mee moet op transport krijgt Virrie de leiding. Ze is de oudste van de groep.
‘Een schuldgevoel blijft, altijd. Al die kinderen die we niet hebben gered. Die ik naar de overkant moest laten lopen.’
Suzy Glaser is zestien als ze in de crèche komt werken. Het is de enige opleiding waar ze als Joods meisje nog wordt toegelaten.
‘Ze zeiden tegen me: neem dit kind mee onder je cape. Als je tijdens de wandeling op je schouder wordt getikt, laat je het gaan. En dat deed ik. Het kind huilde niet eens.’
‘Er werd ontzettend veel gefluisterd. Ik merkte dat er kinderen verdwenen. Pas veel later, na de oorlog, heb ik begrepen hoe. Ik had best graag mee willen helpen. Maar het is me niet gevraagd.’
Elly Stein, kinderverzorgster
‘Tijdens het wandelen met de kinderen zag ik dat vreemden een paar kinderen uit de groep haalden. Ik dacht: het zal familie zijn, en greep niet in.’
Rosa Wisch, kinderverzorgster
‘Op een dag moesten mijn zusje en ik bij de directrice komen. Ze zei: 'Jullie worden morgen, overmorgen of de dag erna opgehaald. Eerst de één, dan de ander. Neem maar vast afscheid, want jullie zien elkaar voorlopig niet meer.' Mijn zusje werd als eerste opgehaald.
Pas een week later was ik aan de beurt. Ik moest de tuin inlopen, en gewoon doorlopen, de school in. Daar wachtte een man mij op. Hij zei: 'Rustig blijven. We gaan nu naar buiten en als onderweg iemand iets vraagt, doe ík het woord.''
Levi Hagenaar
‘De directrice van de crèche vroeg mij als buurman of ze gebruik mocht maken van de school, omdat het zo vol werd in de crèche. Ik heb een leeg lokaal beschikbaar gesteld en een stuk van de tuin. Al snel werden het vluchtroutes voor de kinderen. Er zijn heel veel kinderen via de school weg gesmokkeld. Verzetsmensen konden bij ons gewoon in- en uitlopen, want de Duitsers letten niet op de school. Misschien wel omdat ik expres deed alsof ik niks met de Hollandsche Schouwburg en de Joden te maken wilde hebben.’
Johan van Hulst, directeur Hervormde Kweekschool
‘Ik weet nog dat ik allemaal gaatjes in een doos prikte en daar een baby in legde. Die bracht ik naar de Plantage Parklaan. Daar zat het kantoor van de Joodse Gemeente, dat we gebruikten als tussenstation. Hier werden kinderen door verzetsgroepen afgehaald.’
Virrie Cohen, kinderverzorgster
‘Ik flirtte met de Duitse bewakers en ondertussen had ik in een grote tas een baby zitten. Gewoon in een reistas. Zo liep ik dan de voordeur van de crèche uit.’
Betty Oudkerk, kinderverzorgster
‘Ik kwam de crèche binnen als zogenaamd weeskind. De weeskinderen waren het gemakkelijkst om te laten ontsnappen, want er waren geen ouders die toestemming moesten geven. Ik was een baby van acht maanden, dat was helemaal makkelijk. Baby’s konden niemand verraden, en er was altijd wel iemand die een baby wilde. Bovendien waren ze makkelijk te smokkelen. Je stopte ze gewoon in een koffer. Zo hebben ze mij eruit gehaald.’
Max Degen
‘Toen ik tien dagen oud was zijn mijn ouders en ik verraden, we zaten in onderduik. Mijn ouders gingen op transport, en ik ben uit de crèche gered. Ik was nog maar een maand oud. Een jonge studente, Enny Lim, legde me in een lege vuilnisbak en bracht me via de buren, de school, naar buiten.’
Benjamin Flesschedrager
‘Gewoon met kinderen de crèche verlaten was moeilijk, want voor de Hollandse Schouwburg aan de overkant stonden soldaten op wacht. Als lijn 9 eraan kwam, liepen wij de deur uit, ieder met een baby onder onze arm. We holden met de tram mee door de Plantage Middenlaan en bij de halte stapten we in, hijgend en blazend.’
Semmy Woortman, verzetsvrouw
‘Toen ik als vijftienjarige in de crèche terechtkwam, zeiden ze dat ze me er zo snel mogelijk uit zouden halen. Maar er gebeurde niks. Ik zat daar maar te wachten. Na een week hield ik het niet meer vol. Het idee wéér te moeten ontsnappen en te vluchten, zoals ik al een paar keer had gedaan, kon ik niet aan. Ik wilde bij mijn ouders zijn. Toen heb ik besloten naar ze toe te gaan. Ik ben gewoon de crèche uitgelopen en heb me bij een transport naar Kamp Westerbork gevoegd.’
Ted Musaph-Andriesse
‘Ik weet me de dag van de ontruiming van de crèche nog goed te herinneren. Ik was zestien jaar. Ik had me verstopt op zolder. Die laatste dag heb ik alles gezien door de roosters van het plafond in de babyzaal; hoe de hele crèche werd leeggehaald. De volgende dag, toen het voorbij was, kwam ik pas tevoorschijn. Ik ben naar het huis van de familie Lewin in de Plantage Parklaan gebracht. Dit was een van de vaste adressen om gesmokkelde kinderen tijdelijk onder te brengen.’
Sal Kool
Wat ik me herinner is dat een man me ’s avonds laat uit bed haalde, me op zijn schouders zette en met me wegliep. Bij de voordeur zag ik mijn oom staan. Ik was zo ontzettend blij om een bekend gezicht te zien, dat mijn familie me kwam redden.