Onderduikhulp
In de loop van de bezetting groeit het aantal onderduikers tot ruim 300.000 in 1944. Joden vormen in 1942 de eerste grote groep. Later volgen studenten, voormalige militairen en de mannen die niet in Duitsland willen werken. Ook veel verzetsmensen leiden een ondergronds bestaan.
'Doordat we zolang bij elkaar zaten, ging alles irriteren. Zij ergerden zich aan mij en ik aan hen. Het was natuurlijk heel enerverend. Ze waren bang en daardoor heel voorzichtig.'
Landelijke organisatie
In het dichtbevolkte Nederland is het moeilijk om veilige schuilplaatsen te vinden. Bovendien hebben onderduikers voedingsmiddelen en dus distributiebonnen nodig, valse identiteitspapieren, en geld. Het is niet makkelijk om onderduikers in huis te nemen.
Er ontstaan overal groepjes die de onderduikhulp organiseren. Eind 1942 wordt de ‘Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers’ (LO) opgericht, die een uitgebreid netwerk van gewesten en districten opbouwt. Vanaf augustus 1943 gaat de Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) samen met de Landelijke Knokploegen (LKP).
'Tante Riek'
Mevrouw H. Th. Kuipers-Rietberg (alias Tante Riek) huisvrouw in Winterswijk, heeft als bestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen een groot netwerk van contacten. Als ze onderduikers gaat helpen, merkt ze dat een grote organisatie nuttig en nodig is. Ze richt samen met dominee Slomp eind 1942 de LO op.
'Frits de Zwerver'
Dominee F. Slomp (alias Frits de Zwerver en medeoprichter van de LO) trekt door het land en preekt tegen de bezetter/de nazi’s. Hij roept in de meeslepende preken op tot verzet. In november 1942 haalt 'Tante Riek' hem over om de LO te organiseren. Hij vormt in het hele land plaatselijke commissies en organiseert landelijke LO-bijeenkomsten.
'Ruurd'
Henk Das (alias Ruurd, provinciaal leider Utrecht) krijgt in 1942 een brief van een vriend uit de christelijke korfbalvereniging. 'Die vroeg of ik wilde helpen geld inzamelen en duikadressen zoeken. En zo is het begonnen.' Hij wordt provinciaal leider.
'Op een adres waar ik drie maanden verbleef met nog een ander joods meisje werden we als dienstmeisjes gebruikt, van de vroege morgen tot de late avond. Daarna moesten we naar boven, terwijl het gezin gezellig bijeen was.
Eten