In actie
In de verzetsgroep vormen de meiden een hecht driemanschap.
Commandant
De commandant van de verzetsgroep, Frans van der Wiel, geeft opdrachten. Als ze die samen uitvoeren, krijgt de onverschrokken Truus vaak de leiding. Freddie valt door haar kinderlijke uiterlijk het minste op en houdt vaak voor de veiligheid de situatie van een afstand in de gaten.
Verzetswerk
De meiden trekken er op hun fiets dag en nacht op uit. Een pistool behoort tot hun standaarduitrusting. Ze verspreiden illegale kranten, brengen Joodse kinderen naar onderduikadressen, vervoeren wapens en blazen bruggen op. Ze maken gebruik van het feit dat ze vrouwen zijn en pappen aan met Duitsers om inlichtingen te verzamelen over bunkers en mijnenvelden. Behalve met elkaar voeren ze ook veel acties uit met mannelijke groepsleden. Ze vormen vaak koppels met Jan Heusdens, Cor Rusman en Jan Bonekamp. De drie meiden komen terecht in een spiraal van steeds hardere acties, die hen zwaar aangrijpen.
Op de fiets
Freddie: ‘We gingen altijd op de fiets, nooit lopen, dat was te gevaarlijk. Ik lette altijd op of de kust veilig was. Dat werkte heel erg goed. We hadden ook wel eens een lekke band. Die moest je dan zelf plakken.’
Pistool
Truus: ‘Van je pistool – zo voelden we ‘t – hing je leven af. Zonder dat ding voelde je je niet veilig op straat.’
Als man en vrouw vermomd
Truus heeft samen met Hannie een aantal aanslagen gepleegd. Bij deze acties vermomt Truus zich vaak als man, zodat ze zich kunnen voordoen als een verliefd stelletje en niemand iets in de gaten heeft.
Onschuldig, bang en niets te verliezen
Truus: ‘Als jonge, op het oog onschuldige, meisjes waren we uitermate geschikt voor het verzet. We waren niet getrouwd en hadden geen kinderen. Wij hadden niets te verliezen, alleen ons eigen leven. We waren vaak bang, maar vonden het werk noodzakelijk.’