De ontmoeting
Truus en Freddie ondergedoken
Hannie, Truus en Freddie ontmoeten elkaar in 1943, als Hannie zich aansluit bij de Raad van Verzet (RVV). Truus en Freddie zijn dan al een tijdlang actief in die groep.
Om geen gevaar te lopen hebben de zusjes Truus en Freddie geen vast woonadres meer. Ze leven ondergedoken; om de paar maanden wisselen ze van adres. Ze worden in Haarlem door de Duitsers gezocht, en daarom werken ze tijdelijk in een noodziekenhuis in Enschede. Hannie wordt door de RVV gestuurd om hen weer op te halen. De verzetsgroep heeft Truus en Freddie nodig, ook al worden ze gezocht. Vanaf de eerste ontmoeting werken de drie meiden samen. Ze zijn de enige meisjes in de groep en worden echte vriendinnen. Truus en Freddie leren veel van Hannie. Ze heeft gestudeerd, weet veel en spreekt goed Duits en Engels. Hannie heeft op haar beurt veel respect voor de zusjes, met hun enorme ervaring in het verzet.
Spannende ontmoeting met Hannie
Freddie: ‘Toen Hannie ons kwam ophalen was de spanning om te snijden. Wij kenden haar niet. Bij alle drie was er wantrouwen. Truus en ik hadden onze pistolen schietklaar. Hannie had een codebriefje bij zich, en dat klopte. We hebben staan gillen van de lach, omdat het zo’n gekke situatie was.’
Ander milieu
Truus: ‘Hannie was een heel serieus iemand. We hadden veel aan haar, omdat ze zoveel wist. Ze vond het leuk om ons niveau wat op te krikken. Wij waren de gekke meiden, we hadden natuurlijk een arbeidersleven achter de rug, wij hadden nooit gestudeerd.’
Zachtaardig, moedig en fel antifascistisch
Freddie: ‘Ik was wel jaloers. Ik dacht moet die er nou bij; we waren zo'n eenheid, mijn zus en ik, we waren helemaal op elkaar ingespeeld. Maar al gauw zag ik wat een fijne meid het was. Ze was een echte verzetsvrouw. Het was een lieverd ook, zachtaardig, maar zeer moedig en zeer fel antifascistisch. Als ze los kwam zag je pas hoe fel ze was.
Trots op haar mooi rode haar
Freddie: ‘Het was niet alleen een ander milieu. Hannie kleedde zich ook anders dan wij. Truus en ik hadden van die geitenharen sokken aan en van die geruite rokken met een geruit bloesje. Dat droegen we de hele week, omdat we haast geen kleren hadden. Hannie leek een beetje tuttig. Ze poederde haar gezicht en ging altijd netjes naar buiten. Ze was heel trots op haar mooie rode haar.’