Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga naar de hoofdinhoud Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga direct naar zoeken
Binnenkort te zien

Zorg voor het verzet. De roerige geschiedenis van Stichting 1940-1945

Tot en met 30 maart 2025 te zien

Zorg voor het verzet. De roerige geschiedenis van Stichting 1940-1945

Op 18 oktober opent in het Verzetsmuseum Amsterdam de tentoonstelling Zorg voor het verzet: de roerige geschiedenis van Stichting 1940-1945. Deze stichting werd tachtig jaar geleden, op 13 oktober 1944, in het grootste geheim opgericht, destijds onder de naam 'Stichting 1940-1944'. Het doel van de Stichting was om na de oorlog hulp te bieden aan verzetsmensen in nood en aan de families van omgekomen verzetsmensen. De Stichting bestaat nog steeds en heeft door de jaren heen veel bewogen ontwikkelingen doorgemaakt. De tentoonstelling biedt een levendig beeld van deze geschiedenis.

De Stichting – met veel vrijwilligers uit het verzet – geeft vanaf 1945 financiële en vooral ook maatschappelijke steun: gezinnen worden begeleid door maatschappelijk werkers, er is hulp bij het zoeken naar werk, er zijn studiebeurzen, kindervakanties, contactdagen en meer. In de jaren 1970 raakt de Stichting ook betrokken bij andere slachtoffergroepen: Joden, burgerslachtoffers, mensen uit voormalig Nederlands-Indië, en jongeren met een tweede generatietrauma.

Conservator Karlien Metz: “De eerste naoorlogse jaren is de Stichting razend populair in Nederland en brengen fondsenwervingsacties miljoenen op. Maar al snel laait de Koude Oorlog op. De afdeling Groningen gaat communisten weren, tegen de zin van het Hoofdbestuur.” Bestuurder Arie van Namen betoogt in 1948: “Wij hebben wezenlijk in het verzet gestaan en elkaar hier leren waarderen. […] Wij hebben beloofd tezamen voor de slachtoffers van dat verzet te zullen zorgen. Dit woord moeten wij gestand doen.” De emoties lopen hoog op.

Tumult én waardering
Metz: “In de jaren 1960 en 1970 komen de verschillende politieke richtingen uit het verzet weer nader tot elkaar, onder meer door gezamenlijk verzet tegen de voorgenomen vrijlating van de drie laatste Duitse oorlogsmisdadigers die in Breda gevangen zitten. De Stichting neemt ook nu geen standpunt in. Dat wekt verontwaardiging bij een deel van de achterban.” Ook is er bij de achterban toenemende behoefte aan onderscheidingen en zien zij hun uitkeringen vaak als een vorm van erkenning. De Stichting ziet uitkeringen nadrukkelijk niet als beloning voor verzet. Mensen die geen uitkering krijgen reageren vaak emotioneel. Er worden zelfs twee molotovcocktails bij het hoofdkantoor naar binnen gegooid. Maar ondanks deze en andere tumultueuze kwesties, betekent de steun van de Stichting door de jaren heen heel veel voor de ‘verzorgden’ en oogst deze daarmee veel waardering. Tijdens contactdagen en zeer populaire ‘damesvakantieweken’ vinden zij verbondenheid en herkenning bij elkaar, vaak tot aan hun dood.