Joannes Franciscus Aloysius Hubertus Caris

 Joannes Franciscus Hubertus Aloysius (Frans) Caris Wijnhandelaar Frans Caris, in Weert gewaardeerd om zijn liefdadigheid en zorg voor zieken, werd op 12 januari 1944 gearresteerd toen zijn oudste zoon Loet, ondergedoken voor de Arbeitseinsatz, vlak bij huis werd betrapt en er een radio en verzetsblaadjes werden gevonden. De aanwezigen in huis, inclusief een tante en de dienstbode, werden in de gevangenis in Weert opgesloten. De laatste twee werden snel vrijgelaten, de anderen werden naar de SD-gevangenis in Maastricht overgebracht. Zijn echtgenote Maria Dorothea Wilhelmina Caris-Kamphuys kwam na een maand vrij, nadat Loet, die bij de huiszoeking was ontsnapt en op een boerderij in de omgeving was ondergedoken, was ontdekt toen de Duitsers op zoek gingen naar de piloot van een neergestort Engels vliegtuig. De Duitsers hadden het huis en de wijnhandel in de Stationsstraat geconfisqueerd en roofden alles leeg. Zijn vrouw moest elders onderdak zoeken voor haarzelf en haar minderjarige kinderen, dochter Toto en jongste zoon Jan, die tijdens de huiszoeking niet aanwezig waren. Frans, Loet en Huub werden vanuit Maastricht naar kamp Vught overgebracht. Frans werd op 24 mei 1944 samen met Loet op transport naar Dachau gesteld, waar hij op 8 februari 1945 aan vlektyfus bezweek. Zijn tweede zoon, Huub, werd op 2 mei naar kamp Amersfoort gestuurd. Na ca. 5 maanden werd hij vrijgelaten. Na de oorlog zette hij de wijnhandel voort onder de naam Frans Caris junior. Hij trouwde met Miny Rolink en kreeg twee zonen en twee dochters. Hij stierf op 2 mei 2013.